Geschiedenis van de Onze Lieve vrouwe Kapel

Posted on

Oostrum is een van de oudste, zo niet de oudste bedevaartplaats van Moeder Gods, in Nederland. Ook nu nog komen nog steeds honderden mensen individueel, dan wel in groepsverband, ter bedevaart. In Oostrum is Maria heel bijzonder met haar zorgende aandacht voor de mensen aanwezig. Zij sluit niets en niemand uit van haar aandacht. Mensen met grote problemen, mensen met kleine beslommeringen. mensen die blij zijn en dankbaarheid willen tonen en mensen die twijfelen, voor allen staat zij klaar om hen te begeleiden op de weg naar God.
En in Oostrum hebben duizenden mensen in de meer dan 600 jaar van het bestaan als bedevaartplaats, ervaren en ondervonden dat Maria nog dagelijks klaar staat om ons te helpen op de weg naar Christus.

De legende vertelt dat op een zomerse dag, omtrent het jaar 1350, een welgestelde landbouwer uit Oostrum naar het veld ging om zijn vlas te wieden. Nog slechts teergroene plantjes staken de zwakke stengeltjes uit boven de aarde. De zon neigde al tot ondergang, en nog was de landman druk aan het werk. Het vlas, dat hem het linnen moest geven voor zijn gezin en het lijnzaad voor de olie, gedijde niet gemakkelijk in de bodem van zand, waar de dichte massa onkruid het goede was overwoekerde. Ineens stiet zijn hand tegen een hard voorwerp in de grond: een Lieve-Vrouwe-beeldje. Verrukt bekeek hij het en keerde met zijn vondst huiswaarts. Hij dolgelukkig liet het de zijnen het beeldje zien en gaf het een ereplaatsje in zijn huis.
De volgende ochtend was het beeldje tot zijn grote schrik verdwenen.
Wat was er gebeurd? liep hij zich af te vragen toen hij zich peinzend op weg begaf naar zijn vlasakker. En zie, een wonder! Daar lag het beeldje, op dezelfde plek waar hij het daags tevoren gevonden had. Hoe was het beeldje naar die plek teruggekeerd? Bezorgd vroeg hij zich af wat hij ermee moest doen. Laten liggen? Weer meenemen? Terwijl hij zich dat nog stond af te vragen klonk er ineens een stem: ‘Hier wil ik rusten’.
Zijn besluit was toen genomen. Hij keerde haastig terug naar de zijnen en zei: ‘Verheugd u met mij, het beeldje is teruggevonden. Als mijn vlas goed gelukt is, zal ik daar een kapelletje laten bouwen’.
‘s Anderdaags zette hij grote ogen op toen hij bij het veld kwam en zag dat zijn vlasakker in één nacht tijd bloeiend en welig was opgeschoten. Nooit had hij schoner vlas gerooid! Wat was hij gelukkig toen hij het beeldje in de nieuw gebouwde Mariakapel een waardige plaats kon geven.

De landbouwer bouwde een kapelletje, dat echter omstreeks 1400 te klein was en toen vergroot werd. Het vinden van een Maria-beeldje, omstreeks 1350, heeft in de loop van de jaren duizenden mensen naar Maria in Oostrum gebracht. Het beeldje is niet hoger dan 35 centimeter, gemaakt van eikenhout. Oorspronkelijk was het niet met een kroon of andere hoofdversierselen getooid. De mantel is als een hul over het hoofd geslagen en van weerszijden komen aan het hoofd lange haarvlechten uit. In 1884 is het beeldje gepolychromeerd (vōōr de kroning). Waarschijnlijk is dit gebeurd door Jan Vermeulen, koster van Venray, die ook een schildersbedrijf had. Dit zou Vermeulen aan pastoor Asselberghs verteld hebben, aldus het door hem bijgehouden dagboek.
Vele processies maar ook honderden individuele bezoekers kwamen
naar Oostrum om bij Maria steun en toeverlaat te vinden tijdens ziekten, moeilijke omstandigheden en tegenvallers in het leven, maar evenzeer om te danken voor het vele goede dat mensen in een leven ervaren.

In de loop der jaren is er dikwijls aan de kapel gebouwd, zodat de kerk ontstond zoals wij ze uit eigen wetenschap of van op afbeeldingen van vóór 1935 hebben leren kennen.
Aanvankelijk is het zeer zeker de bedoeling geweest om ook een toren te bouwen aan de kapel. De aanzet daartoe is gegeven doch verder dan het kerkdak is men niet gekomen. Die toren kwam er pas rond 1936. Maar tijdens de verschrikkelijke oorlogsjaren van de Tweede Wereldoorlog moest ook Oostrum zijn tol betalen. Op 17 oktober 1944, wanneer de strijd rond Overloon en Venray in alle hevigheid losbarst, wordt de toren opgeblazen. De kerk en de pastorie waren zeer beschadigd.
In de daarop volgende tijd werden de kerkdiensten in het gebouw van de Boerenbond gehouden. Het heeft daarna nog zeer lang geduurd voordat de kerk weer geheel herbouwd was.

Oprichting van de parochie
In vroegere tijden mochten in de kapel/kerk nog geen zogenaamde parochiale diensten verleend worden. Voor doopsel, eerste H.Communie, huwelijk e.d. moest men naar de parochiale kerk in venray. Het kerkhof rondom de Grote Kerk in Venray was ook de laatste rustplaats van de Oostrumse mensen.
Pas na 1921 mochten de mensen uit het dorp in Oostrum gedoopt en begraven worden. Op 8 februari 1921 werd aan de toenmalige rector het recht verleend om het doopsel toe te dienen. Op 21 juni van dat jaar werd vergunning verleend door Burgemeester en Wethouders van Venray om achter het kruiswegpark Trans Cedron een parochieel kerkhof te hebben.

De mensen van het dorp wilden echter graag een eigen parochie zodat ze voor alle diensten terecht konden in hun eigen kerk. Dit kon echter alleen met goedkeuring van de Bisschop. Men moest hiervoor o.a. de grenzen van de parochie vastleggen.
De parochiegrenzen zijn vaak andere dan de grenzen die vastgelegd worden door de gemeente en de regering. Binnen een gemeentegebied kunnen verschillende parochies gevestigd zijn, maar ook kunnen binnen een parochie één of meerdere dorpen worden ingedeeld.
Wanneer men nu in een bepaald gebied een eigen parochie wilde, moest dat bekend gemaakt worden middels een brief waarin duidelijk de grenzen van de nieuwe parochie bekend werden gemaakt. Deze brief werd bekend gemaakt in de omliggende kerken zodat men gelegenheid had om bezwaren te maken.
Nadat men ook in Oostrum aan al deze verplichtingen had voldaan krijgt men op 1 september 1938 een brief van de Bisschop van Roermond. In deze brief deelde de Bisschop mede dat niemand bezwaren heeft gemaakt en dat Oostrum tot parochie is verheven. Enkele dagen later, op zondag 4 september, werd Asselberghs geïnstalleerd als eerste pastoor van Oostrum, nadat hij al 10 jaar rector is Oostrum was geweest.