Het Oostrums Schuttersgilde

Posted on

Het Oostrums gilde is ontstaan in de eerste helft van de zestiende eeuw, minstens voor 1535, gelijk .o.a. uit de volgende van het kerkarchief afkomstige lijsten blijkt (naamlijsten; ‘Dit syn alle broeders und susters die noch n den leven syn van onser lieven frouwengilde te Oestrum inden jare des Heere 1570). Evenals in de meeste plaatsen van het Gelders Opperkwartier had ook deze broederschap een godsdienstig karakter, gelijk men uit de naamlijst der leden kan afleiden, daar geestelijken en leken, zowel de edellieden van Geysteren als de eenvoudige landbouwers van Oostrum in dezelfde waren opgenomen.

Onderlinge bijstand in en na dit leven door gebeden en offeranden, de verheerlijking van Gods Moeder en opluistering der godesdienstige plechtigheden schijnen het hoofddoel van de vereniging te zijn geweest. De patrones van het geliefde bede-oord was ook de hemelse beschermvrouw van het gilde. Een tweede doel was de weerbaarheid en rustverzekering des dorps, daar deze schuttersgilden in de regel ten tijde van gevaar op wacht stonden en de boosdoeners vervolgden. Oefening in het hanteren van het wapen, het schone koning- en vogelschieten, het optrekken bij de inhuldiging van kerkelijke en wereldlijke overheden waren hiermee ten nauwste verbonden. Een derde doel was de gezelligheid, het kameraadschappelijk samenzijn van broeders en zusters. Niet enkel werd samen gebeden, voor elkanders veiligheid gezorgd, maar ook te samen zich vermaken en vrolijk zijn, vooral op de dag van het koningsschieten en andere teerdagen.

Vele dorpse gildebroeders van vroegere tijden waren niet vrij te pleiten van zekere mate van stijfkoppigheid en hardhandigheid, waartegen de reglementen wel zorgden, maar menig hevige oneenigheid niet verhinderen kon. “Het oorspronkelijke schone doel der gild niet meer indachtig, huldigden in latere tijden sommige schutters meer de heidense Bachus (drank) dan de Christelijke Moedermaagd, zodat meer dan enen zuip en vechtpartij hun ten laste kan worden gelegd”.
Later werd er ook een reglement opgesteld van het O.L. Vrouwegilde, dat bestond uit twintig artikelen. Onder artikel 18 vinden we het volgende vermeld: “Niemand kan of mag onder deze gild aangenomen worden, dan die in Oostrum of Lull met vasten of gezeten zijn’.